maandag 19 maart 2012

Het recht op Zelfbeschikking - I

De kleine man wist zich geen raad met zijn situatie en verlangde heimelijk terug naar de tijd dat hij nog een grote jongen was. Toen werd hij aangemoedigd, stonden mensen voor hem klaar en was er altijd wel iemand die een opbeurend woord uit kon spreken. Nu moest hij het doen met ‘tja…’ en ‘dat heb je wel eens’. Snapte dan niemand dat de kleine man af en toe gewoon behoefte had aan een steunbetuiging, aan een woord van troost of aan een schouderkopje? Had niemand dan door dat hij zich niet gewaardeerd voelde en zich af en toe verloor in de donkere gangen van eenzaamheid? Zelfs expliciet vragen voor zo’n teken van appreciatie werkte niet. Het resulteerde over het algemeen slechts in een zacht gemompeld ‘niet slecht, niet slecht’, zonder dat hem werd gezegd dat hij op de goede weg was en alleen nog even ….
De kleine man had er genoeg van. De grote jongen die hij bij zich droeg liet zijn stem horen: Als toch niemand aandacht voor je heeft, waarom probeer je ze dan te plezieren? Als toch niemand luistert, waarom schreeuw je dan nog? De kleine man wou dat hij de grote jongen kon negeren, in ieder geval naar de achtergrond kon verdringen in zijn hoofd. Misschien dat hij zich dan niet zo alleen voelde, misschien was hij dan minder gevoelig voor de onverschilligheid waar hij voortdurend mee geconfronteerd werd.
Was hij dan zo klein dat iedereen over hem heen keek? Was hij zo’n lichtgewicht dat hij niet eens een indruk achterliet? Dat, zo dacht de kleine man, dat moet veranderen. Hij besloot niet naar de grote jongen in hem te luisteren. Schreeuwen zou hij. Schreeuwen en gehoord worden. Schreeuwen tot hij schor was en schreeuwen tot er eindelijk naar hem geluisterd werd. Eerst, zo dacht de kleine man, moet ik eens gaan bedenken wat ik vind.
Zoals zo veel mensen die niet gehoord worden wist de kleine man eigenlijk niet wat hij zeggen wou. Het was makkelijker te verwoorden wat hij niet wou: hij wou niet meer genegeerd worden! Hij wou niet meer achteloos weggezet worden, in een hoek gedreven door arrogante managers die zijn werk, zijn werk, niet waardeerden, maar er wel schone schijn mee maakten. Hij wou niet langer uitgebuit worden, onzeker zijn en bang dat niets wat hij deed goed genoeg was. Eigenlijk, dacht de kleine man, wil ik mij helemaal niet zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten