woensdag 25 april 2012

Een onvergetelijk Kerstdiner - I

De tafels in de mensa waren bedekt met rode tafelkleden waar een rode loper overheen was gedrapeerd. Op regelmatige afstand van elkaar stonden kandelaars, goudkleurig en gevuld met een verse kaars. Aan iedere tafel stonden acht stoelen, waar uit af te leiden is dat er ook acht borden, messen en vorken en zestien lepels per tafel waren. De 12 tafels waren gelijkelijk verdeeld over de ruimte en waren identiek gedekt, zodat er een akelig beeld van eentonigheid ontstond, dat alleen werd doorbroken door de schoonmaker, die nog snel de vloer veegde voordat de eerste gasten kwamen.
Een klein stukje achter de schoonmaker keken twee mensen naar de bezem. Langzaam en doelbewust bewoog die naar voren en achteren, minutieus ieder stukje van de vloer aaiend. De twee leken gehypnotiseerd door de trage, regelmatige beweging. Ze spraken geen woord en bewogen niet, alleen hun ogen flitsten van de bezem naar de deur en terug naar de bezem.
Een klein geluidje zorgde ervoor dat de betovering verbroken werd. De twee keken elkaar aan: “Hebben we alles?”. De ander knikte. Alles stond klaar, de deuren konden open.
Een half uur later kwamen de eerste mensen aan. De schoonmaker begroette hen op zijn weg naar buiten. Vrolijk liep hij de straat op, in de richting van zijn vrouw en kinderen, in de richting van thuis. Vanavond zou een speciale dag worden, al had hij niets met kerst.
De feestgangers waren al luidruchtig. De vier die als eerste aankwamen hadden al een fles wijn op, wat te zien was op het hemd van een van hen. Op het borstzakje van zijn verder onberispelijk witte hemd zat een rode vlek.
Natuurlijk was iedereen op tijd en natuurlijk was iedereen goed gekleed. Hoeveel kerstdiners zijn er waar de gasten op een willekeurig tijdstip aankomen in hun normale kloffie? Ze zijn er vast, maar vast niet veel. De dames in jurk, de heren in driedelig zwart. Bij binnenkomst stond een glas champagne klaar en jassen, voor zover aanwezig, werden netjes aan de kapstok gehangen. Iedereen gedroeg zich uitstekend. Kleine groepjes ontstonden terwijl iedereen aankwam. Af en toe klonk geritsel, dat uit de muur leek te komen. “Wat was dat?” vroeg een meisje dat bang was voor muizen. “Ach, vast alleen maar een muis, “ zei haar vriend, in een jammerlijk mislukte poging haar gerust te stellen. Het meisje schuifelde stilletjes wat meer naar het midden van de zaal toe en keek voorzichtig om zich heen. Bij het eerste teken van een muis zou ze klaar staan om in paniek te raken.
Drukker en drukker werd het. Steeds meer mensen kwamen binnen, steeds meer mensen vormden groepjes en steeds meer groepjes werden groter. De sfeer was goed en om acht uur precies riep Albert, die de avond organiseerde: “Mensen, ik zou u willen verzoeken om plaats te nemen. Het voorgerecht wordt over enkele momenten opgediend.”. De gasten verplaatsten zich naar tafel. Het gekrabbel dat het meisje had gehoord nam een klein beetje toe, maar dat viel niet op door de toename van het aantal ruisende avondjurken en klikkende schoenen. Op een paar plekken klonk een uitroep van pijn, gevolgd door opmerkingen als “ik stoot mijn tenen ook altijd!”, of “niet gedacht dat ik me zou kunnen snijden aan een tafelrand.”
In de keuken was Erik aan het roeren in een grote ketel. Soep voor 96 mensen koken was niet makkelijk. Nou ja, het was vooral zwaar. En een lekkere groentesoep was altijd een kwestie van een beetje proberen. De croutons had hij gekocht. Liever had hij ze zelf gemaakt, maar de tijd was te kort geweest daarvoor. Dan maar fabrieks-croutons. Erik proefde van de soep. Bijna helemaal goed, maar het miste nog iets. Hij keek omhoog, scande de plankjes en doorzocht de kastjes tot hij het zout had gevonden. Voorzichtig liet hij een paar druppeltjes worcestersaus in de soep vallen. Hij proefde weer. Ja, dat was genoeg, nu was het goed. Hij deed het flesje dicht en liep naar het kastje waar hij het vandaan had gehaald. Albert kwam binnen. “Is de soep klaar?”. Erik bevestigde. “Mooi. Dan kunnen we gaan uitdelen.” Albert floot op zijn vingers en de rest van het team kwam aan. Terwijl Erik en Albert soepkommen vulden liepen de andere zes heen en weer om ze te serveren.
Het meisje was er niet gerust op. Het geritsel dat ze gehoord had was zeker een muis. En ook al zei haar vriend dat de muisjes te bang waren om naar buiten te komen met zoveel mensen in de buurt keek ze toch om zich heen, of ze er geen zag. Voordat ze ging zitten keek ze even onder tafel en zag iets wegflitsen. “Daar zit er een!” riep ze. “Wat,” vroeg haar vriend, ” een muis?”
“Ja,” zei ze “er zat een muis onder tafel. Ik zag hem wegrennen.”
“Als hij wegrende is er toch niks aan de hand. Ga maar gewoon zitten. Die muisjes kunnen je niks doen. “
Schoorvoetend ging ze zitten. Ze wist dat ze nu de rest van de avond van alles zou horen, dat ze overal kleine schaduwen zou zien wegflitsen. Ze wist gewoon dat er muizen zaten. Dat zou ze de rest van de avond niet meer vergeten. Haar vriend gaf haar een glas wijn en zei dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Als er muizen zouden komen zou hij ze zelf wegjagen. Er was niks aan de hand, geniet nou maar gewoon. Hij gaf haar een kus en schoof haar stoel aan. Ze toostten met de hele tafel op een gelukkige kerst en dronken met smaak de eerste slok van hun wijn weg.
Op het moment dat de soep op tafel werd gezet hoorde het meisje weer een geluidje. Maar, zo hield ze zichzelf voor, dat was gewoon een schuivende voet. En dat ook. Niks aan de hand, gewoon de geluiden van iedereen die ging verzitten voor het eten. Aan haar rechterkant kwam de soepkom haar beeld in zweven, gevolgd door de hand die de kom vasthad. Ze keek naar rechts en zag het meisje dat de kom opdiende. “Dankjewel” zei ze tegen haar en sprong op, tegen de arm stotend, waardoor de warme soep verspreid werd over de rug van haar vriend.
“Een muis!” gilde ze. “Er zit een muis onder tafel!”
Haar vriend had er genoeg van. “Er zijn hier geen muizen!”. Terwijl hij zijn met soep besmeurde jasje uittrok keek hij haar kwaad aan. “Nou blij? Lekker hoor, ik zal je nog eens meenemen. Je bent gewoon paranoïde!”
“Nee, ik weet zeker dat er muizen zitten. Ik ben gebeten.”
“Ja, tuurlijk. Muizen vallen altijd mensen aan, daarom zijn ze zo gevaarlijk. Kom nou! Gebeten door een muis?!”
“Kijk dan!” riep ze en zette haar voet op de stoel. De panty was kapot bij haar dikke teen. Op die teen zat een klein wondje, een beetje rond van vorm, alsof er geprobeerd was een hapje uit te nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten