zaterdag 28 april 2012

Mona Lisa in de tweede klas

In de trein zie je het meeste van het land. Je ziet heel veel land. Kenmerkende weilanden, waterpartijen, unieke uitzichten vanaf een brug en de toesnellende duisternis van een tunnel. Ik kijk graag en veel naar buiten als ik met de trein reis, hoewel dat niet betekent dat ik dan ook daadwerkelijk veel zie. Vaak zit ik in gedachten verzonken, muziek luisterend voor me uit te staren. En dan is er de enkele keer dat de reis me niet boeit, dat ik iets moet vinden om te doen terwijl ik van a naar b ga. Zo ook op deze reis, van Groningen naar Utrecht, om daar de overstap te maken naar Maastricht. Zo ongeveer de langste treinreis die je kunt maken in Nederland. En ik had er geen zin in, maar ik moest. Belangrijke afspraken wachten niet.

En dus toch maar naar het station getogen, licht bepakt en nog snel koffie en een krant kopend op het station. De trein vertrekt bijna en ik ren het perron op. De deuren sluiten zich precies als ik binnen sta. Gelukkig is de trein niet druk. Startstation en halverwege de ochtend hebben zo’n effect. Dus ik kan nog gaan zitten, heb ruim de keus zelfs. Linkerkant van de coupe besluit ik. Ik kies een bankje uit en schuif door naar het raam. Tas comfortabel naast me op de bank. Tafeltje naar beneden klappen… Zit hier wel een tafeltje? Oh ja, hier. Tafeltje naar beneden geklapt, koffie neerzetten, krantje openslaan. Laat de rails maar voorbijgaan.

Gelukkig is de zaterdagkrant dik. Zo kan ik wat langer daar doorheen dralen voordat ik me er toch bij moet neerleggen dat ik niets te doen heb tot Utrecht. Ik ben van plan om daar even pauze te houden. Lunchen. Lijkt me verstandig. Vastberadende de krant zo veel mogelijk te benutten lees ik elk artikel, zodat ik nog niet door het eerste katern heen ben als we Assen binnenrollen. In een reflex kijk ik op. Waar zijn we? En als ik het perron afspeur, op zoek naar de blauwe borden waar de naam van het station op staat zie ik de reizigers staan die nu niet meer op de trein hoeven te wachten. Als de trein gestopt is staat een kleine groep reizigers al klaar om naar binnen te stappen, gegroepeerd rond de deur. De twee of drie mensen die er uit moet zijn snel genoeg vertrokken en de intocht kan beginnen. Achteraan in de rij staat een meisje, of jonge vrouw eigenlijk. Midden twintig misschien? Ik ben slecht in leeftijden schatten. Ze ziet er in ieder geval leuk uit, bruin haar dat los over haar schouders heen valt. Het lijkt alsof ze alle tijd van de wereld heeft. Zeker in de wetenschap dat de trein niet zal vertrekken voordat zij is ingestapt. Ze rookt haar sigaret rustig op en stapt de trein in zodra het schelle ‘pffrrt’ van de conducteur heeft geklonken.

De trein schokt in beweging. Vlak achter me klinkt het pssst van de deur die je stiekem vertelt dat er iemand binnenkomt. Een plof naast me, aan de andere kant van het gangpad. Het meisje van het perron schuift door naar het raam aan de rechterkant. Zij heeft geen koffie en geen krant. Ze heeft wel een mp3-speler, met roze oordopjes. En olifantjes in haar oren. Om de een of andere reden heb ik moeite met mijn ogen van haar af houden. Er lijkt iets met haar aan de hand te zijn, alsof ze niet helemaal zichzelf is. Of net volkomen zichzelf. Geoefend als treinreiziger zit ze direct in een comfortabele houding. Ik wou dat ik dat kon. Meestal zit ik, ongeacht de reisduur, pas goed als de trein mijn bestemming heeft bereikt.

Ergens rinkelt een telefoon. Vaag herken ik de melodie en realiseer me dat het de mijne is. Ik neem op, en zeg mijn naam.
“Wouter.”
Gekwebbel aan de andere kant. Belangrijke afspraak belt om zeker te weten dat ik onderweg ben.Ja, ik ben onderweg. Belt om te weten of ik ‘tijdig zal arriveren’. Nooit verwacht dat iemand me zo zou vragen of ik me niet verslapen had. Ik antwoord dat het er naar uit ziet dat ik inderdaad op tijd aan zal komen. Behalve als er een springer is of zo, dan is er natuurlijk geen pijl op de trekken, maar dat begrijpt de Belangrijke Afspraak natuurlijk toch wel? Natuurlijk. Maar mocht dat gebeuren, laat ik dan wel iets weten? “Vanzelfsprekend hoort u van mij wanneer dat het geval zou zijn, zodat passende maatregelen genomen kunnen worden.”
Een tikje op mijn schouder. Ik kijk om en zie haar donkere ogen.
“oh, sorry,” begin ik, “dit is natuurlijk een stiltecoupe…”
Ze kijkt naar de deur, of beter, naar naast de deur waar het pictogram met de vinger voor de mond staat. Oh ja, zegt ze. Was haar nog niet opgevallen.
“Maar wat ik wou vragen, zou je me willen waarschuwen als we in Utrecht zijn? Ik val zowat in slaap en ben bang dat ik mijn overstap mis.”
“Ja hoor, geen probleem. Waar ga je naar toe?”
Misschien niet de beste keus om een gesprek aan te knopen met iemand die in slaap aan het vallen is, maar ik doe het toch. Het ongelezen deel van de krant lijkt opeens schrikbarend dun en we zijn nog niet eens in Zwolle.
“Den Haag.”
“Maar dan hoef je toch niet over te stappen?”
“De ene keer wel, de andere keer niet. Ik weet nooit precies hoe laat welke trein komt.”
“Tja, dat zou ik je niet kunnen zeggen, maar deze gaat in ieder geval naar Den Haag.”
“Oh. Dat scheelt wel. Kan ik tenminste lekker blijven zitten. Dankjewel.”
En dan gaat ze terug naar haar plek. Heeft alweer meteen een comfortabele positie als ze neerkomt en legt haar hoofd tegen het raam om. Ogen dicht en weg lijkt het wel. Ik ga verder met mijn krant. Maar af en toe moet ik even naar links kijken. Ze heeft iets, ze vraagt aandacht. Ze is niet overmatig mooi, ze is niet het soort meisje waar ik op val en ze luistert naar van die vervelende top 40 eentonige drein-deuntjes waar ik niets mee heb. En toch moet ik af en toe kijken. En af en toe wordt zij wakker. Als ik het zie kijk ik snel weer in mijn krant, alsof ik de hele tijd zit te lezen. Dan gaat ze een beetje verliggen en slaapt verder. Ik zie Zwolle aankomen en vertrekken, probeer mijn krant te lezen en wordt steeds weer aangetrokken door het meisje dat daar ligt te slapen.

Bijna bij Utrecht aangekomen sta ik op om alvast naar de deur te lopen. Als ik ben opgestaan en in het gangpad sta heb ik de neiging om even op haar schouder te tikken. Voordat ik doorheb wat ik doe kijkt ze me vragend aan. Ik weet niet wat ik zeggen moet en begin toch te praten. “We zijn in Utrecht. Je hebt nog 40 minuten om te slapen”. Ze glimlacht en zegt dankjewel. Als ik de deur uitstap sta ik precies in de rookzone. Ik besluit van de gelegenheid gebruik te maken en trek een vers pakje sigaretten open. Het vuur wordt mijn sigaret in getrokken en het beetje plastic en papier dat ik in mijn handen heb verdwijnt de prullenbak in. Terwijl ik me omdraai hoor ik het PFFRRT van de conducteur. Als de trein wegrijdt zie ik haar voorbijglijden. Ze zwaait kort en glimlacht. Een vage glimlach, onbestemd en niet goed te plaatsen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten