zondag 25 maart 2012

Het Recht op Zelfbeschikking - IV

Het gezicht van de kleine man betrok. Hij was van plan geweest een gloedvolle rede af te steken over zijn positie binnen de maatschappij, over hoe hij al jarenlang genegeerd werd en hoe hij werd uitgebuit door anderen die profiteerden van zijn inspanningen. Hij was van plan geweest om de huidige stand van zaken binnen het sociale verkeer te illustreren aan de hand van het dagelijkse forenzenverkeer en had er zelfs over gedacht om een vergelijking te maken tussen de situatie op de werkvloer en het Indiase kastensysteem

De decadente heer liet de mededeling een moment op zich inwerken.
“Evident,” zei hij, “maar waarom wil je dat bewijzen?”
“Omdat het niemand opvalt.”
“Dat lijkt mij, zo afgaande op je manier van mijn aandacht trekken, vrij logisch. De keuze van je projectiel bijvoorbeeld spreekt boekdelen: je laat geen indruk achter. Ware het niet voor de voorzichtigheid van mijn chauffeur, dan had ik waarschijnlijk niets gemerkt van uw daad.”
De kleine man keek slechts schuldbewust naar de heer.
“Je kunt dan beter een iets zwaarder projectiel gebruiken, of iets dat geluid maakt als het iets anders raakt. Een tennisbal bijvoorbeeld is eveneens vrijwel ongevaarlijk. Je manier van doen is trouwens ook niet in je voordeel. Je probeert niet eens je daad te rechtvaardigen, of je keus uit te leggen.”
“Ik wou niemand pijn doen.”
“Maar dat is tegenstrijdig!” riep de heer, “je gooit welbewust iets naar een auto toe, maar wil niemand verwonden.”
“Ik wou alleen maar laten zien dat ik ook besta.”
“Dat zei je, ja. En ik zie het. Maar zeg nu zelf, welbeschouwd was je actie toch een nutteloze daad?”
“Ja. Nou… Ik zit toch hier?”
“Maar bereik je daar iets mee?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten